Het geheugen gaat zijn eigen gang

In zijn net verschenen Vergeetboek ontrafelt hoogleraar en schrijver Douwe Draaisma de wonderlijke verhouding tussen herinneren en vergeten. ‘Herinneringen zijn geen saldo op de bank, waar niemand bij kan komen.’

Door Suzanne Weusten

Stel dat je zelf zou mogen beslissen wat je wilt vergeten, zou je dan de goede dingen vergeten? Of zou je juist ervaringen aandragen die je beter kunt onthouden? En zou het wijs zijn om van die mogelijkheid gebruik te maken? Het zijn vragen die Douwe Draaisma (1953), hoogleraar geschiedenis van de psychologie en schrijver van geheugenboeken, nog steeds fascineren. De afgelopen drie jaren heeft hij geprobeerd in herinneringen telkens het vergeten te zien, vertelt hij achter zijn koffie verkeerd in een Gronings café. En inmiddels weet hij dat de moeilijkste geheugenvragen over vergeten gaan. Waarom vergeten we? En waardoor? Hebben we er zelf iets over te zeggen?

Vergeetboek is zijn vierde boek dit decennium. Hoe krijgt hij dat voor elkaar, naast een full-time baan als hoogleraar? ‘Ik heb geen hobby’s’, zegt hij, alsof hij zich wil verontschuldigen. En op vakantie lees en schrijf ik ook altijd.’ Douwe Draaisma praat zacht, denkt meestal even na voor hij antwoord geeft en formuleert zorgvuldig. De voorbeelden die hij vertelt haalt hij even gemakkelijk uit zijn eigen leven als uit de literatuur, de muziek of de geschiedenis. Hij laat zich bovendien inspireren door interviews in kranten of door opmerkingen van lezers, zegt hij. Dankzij een tip van een lezer las hij Het vergeetboekje van Marten Toonder, waarin Ollie B. Bommel worstelt met een haperend geheugen. ‘Allemaal zeer instructief voor een geheugenpsycholoog’, lacht hij.

In het filosoferen over herinneren en vergeten is leeftijd niet geheel zonder betekenis schrijft u. Was uw eigen leeftijd een drijfveer om u in het vergeten te verdiepen?

Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt schreef ik als midden-veertiger, dat is de leeftijd waarop je merkt dat de jaren niet meer zijn wat ze vroeger waren. Daarna kwam De Heimweefabriek waarin ik me boog over het ouder wordende geheugen. Dat was toen nog een bezoek aan de toekomst voor me. Maar inmiddels beginnen de ouderdomsklachten ook op mij van toepassing te raken: niet op namen kunnen komen, in een gesprek de titel van een film of boek niet weten. Dat is slijtage van de associatie. Omdat delen van je geheugen afhankelijk zijn van associatie en namen van zichzelf geen associatie hebben, wordt het moeilijk om namen als eerste naar boven te halen.

‘Ik merk nu, ik ben 57, dat er veel gewist wordt. Als ik terugdenk aan de dingen waar ik ooit verstand van had, en als ik probeer te vergelijken wat ik er nu nog van kan reproduceren en wat ik ervan wist toen ik twintig was, moet ik vaststellen dat veel van wat ik toen wist verdwenen is. Dat geldt ook voor de film die ik een maand geleden heb gezien of het boek dat ik vorig jaar heb gelezen.’

Uw eigen ervaringen kunt zich toch wel herinneren?

‘Nou, daar zou ik maar net zo zeker van zijn. Met de toename van de middelen om ons geheugen te ondersteunen, realiseren we ons steeds vaker wat er uit ons natuurlijk geheugen is verdwenen. Tegenwoordig maken we vaak video-opnames van belangrijke gebeurtenissen. Als je die vijf jaar later nog eens terugkijkt, denk je opeens: hé, was die er ook bij? Die herinner ik me niet. Doordat wij meer dan de generatie van onze ouders of grootouders de technische middelen hebben om ervaringen en gebeurtenissen op te slaan, worden wij ook vaker dan zij geconfronteerd met het vergeten.’

U schrijft dat we worden behekst door de metaforen voor het geheugen, zoals de computer. Wat bedoelt u daarmee? En hebt u een betere metafoor?

‘We symboliseren het geheugen altijd aan de hand van onze eigen uitvindingen om beter te onthouden. De computer, de fotografie. En voor het vergeten hanteren we onbeholpen omkeringen: het vergiet, de zeef. Maar deze metaforen zetten ons op het verkeerde been. Ze suggereren dat herinneren en vergeten tegengestelde processen zijn, en elkaar dus wederzijds uitsluiten. Wat iemand zich herinnert is hij blijkbaar niet vergeten en wat hij is vergeten zal hij zich niet kunnen herinneren. In werkelijkheid is vergeten door onze herinneringen gemengd als gist door deeg.

‘Mijn metafoor voor het geheugen is een middeleeuwse: een palimpsest, een hergebruikt stuk perkament. Perkament was duur, dus werd de oude tekst eraf geschraapt en nieuwe eroverheen geschreven. Na een tijdje kon je door de nieuwe tekst de oude zien schemeren. Een palimpsest vind ik een mooi beeld voor de gelaagdheid van het geheugen: er komt nieuwe informatie bij, oude informatie wordt gewist, maar in wezen komt de oude herinnering door de nieuwe heen te zitten. In de dingen die je beleeft resoneren ook je vroegere herinneringen, en alleen al daarom moet je een herinnering niet beschouwen als een directe kopie van wat je hebt beleefd. Ze wordt meteen geabsorbeerd door wat er al is.’

De centrale stelling van uw boek is een paradox. Het geheugen wordt gedomineerd door vergeten. Kunt u dat uitleggen?

‘Als je moet reproduceren wat je gisteren hebt beleefd of vorige week hebt gelezen, kun je alleen maar constateren dat het meeste weg is. Dat is niet direct te wijten aan het geheugen, omdat vergeten ook een beschermende functie heeft. Als alle informatie die tot je komt voortdurend beschikbaar bleef, zou je niet kunnen waarnemen, dan zou je wereld een grote blur zijn. Zonder selectie en condensering zouden we in een onleefbare wereld leven. Om te overleven hoef je in principe alleen maar vast te houden wat je nodig hebt voor de toekomst.

Om te overleven hoeven we toch geen boeken te onthouden, of formules?

‘In de selectiviteit van het geheugen weerspiegelt zich onze evolutionaire geschiedenis. Het geheugen gebruiken we nu voor andere dingen dan toen we jagers verzamelaars waren. Je zou kunnen zeggen dat we er een oneigenlijk gebruik van maken. En je merkt dat ook een beetje aan je geheugen, Sommige dingen zijn - eenmaal opgeslagen - voor het leven in je geheugen gegrift. Allergie voor voedsel bijvoorbeeld. Ook al weet je dat het misschien nergens op slaat, toch heb je onthouden dat je er misselijk van werd. En andere dingen zijn er bijna niet in te krijgen. Als het geheugen de waarschuwingen uit het verleden niet zou vasthouden, zouden we het niet lang maken. Het probleem is dat er uitzonderingen op zijn en dat je niet altijd weet wát de uitzonderingen zijn. Het gebeurt ook geregeld dat je dingen verkeerd onthoudt en dat maakt je onzeker over de dingen die je wél goed hebt onthouden.

‘Soms voel je je gegeneerd over wat je hebt onthouden. Ik heb geregeld naar films gekeken die me de eerste twintig minuten niets zeiden. Pas bij de eerste vrij-scène wist ik dat ik hem had gezien. Zo’n voorval laat ook zien dat je niet samenvalt met je geheugen, anders zou je niet verbaasd of gegeneerd kunnen zijn door wat je hebt onthouden. Het geheugen is ongezeglijk, het gaat zijn eigen gang.’

U stelt dat herinneringen het vermogen hebben achteraf van gedaante te veranderen. Waaruit blijkt dat?

‘Een interview in jullie eigen krant met die actrice, hoe heet ze ook al weer, Blok, o ja Anneke Blok, zette me aan het denken. Ze vertelde dat een scheiding je niet alleen een andere toekomst bezorgt, maar ook je verleden aantast. Als je partner een affaire heeft gehad, dan verandert die wetenschap in retrospectief je herinneringen. Alles wat je in die tijd hebt beleefd, wat hij heeft gezegd, wat je samen hebt gedaan, wordt erdoor gekleurd. Herinneringen zijn geen saldo op de bank, waar niemand bij kan komen. Bedrog kan met terugwerkende kracht je herinneringen aantasten en je geheugen neemt daar bijna uit eigen beweging initiatief toe. Het stuurt die herinneringen als het ware weer naar buiten en met de wetenschap van nu gaan ze opnieuw het geheugen in. Om de metafoor van de palimpsest er weer bij te halen: het is alsof er opnieuw overheen is geschreven.’

Kan het niet zo zijn dat beide herinneringen bewaard blijven?

(Lacht) ‘Ik kom altijd in die discussie terecht. De een zegt: je hebt nog wel de herinnering, maar de belichting, de duiding, is veranderd. De ander zegt: de duiding maakt deel uit van mijn herinnering. En als je niet meer aan iets terug kunt denken zonder de duiding dan is toch die herinnering veranderd en is ook de toegang tot die oorspronkelijke herinnering verdwenen.’

Het geheugen heeft een voorliefde voor ernstige gebeurtenissen. Kunnen we traumatische ervaringen vergeten?

‘Ik geloof niet dat trauma’s tot vergeten kunnen leiden. De manier waarop we met trauma’s omgaan lijkt eerder op vermijding, op wat Freud in een vroege fase van zijn denken heeft beweerd. Je probeert het trauma uit je gedachten te bannen, je vermijdt associaties die daarnaar toe leiden. Dit zie je bijvoorbeeld veel bij oorlogsslachtoffers: ze mijden herdenkingen, lezen op 4 en 5 mei geen kranten, kijken geen televisie. Dat is niet omdat ze die herinneringen vergeten zijn, maar omdat ze niet in die herinneringen terecht willen komen.’

Dus verdringen bestaat niet?

 ‘Nou, dat is ook weer zo’n sterke uitdrukking, maar onderzoek waarbij je om te beginnen vaststelt dat mensen een traumatische ervaring hebben gehad - een verkrachting, een brand, een ernstig ongeluk - en dan kijkt of er verdringen optreedt, heeft uitgewezen dat mensen juist last hebben van herbelevingen, van nachtmerries. Het probleem is juist dat het trauma niet weg is; het komt op de meest ongelegen momenten terug.’

 

Hebben we zelf nog iets te zeggen over wat we vergeten?

(Zucht)‘ Ik ben bang van niet, maar het voordeel daarvan is dat we ons ook niet druk hoeven te maken over de morele kant van het vergeten. We hebben de neiging om het iemand kwalijk te nemen als hij een naam of een datum is vergeten, we associëren het met onverschilligheid. De ongezeglijkheid van het geheugen biedt een excuus. Je kunt niet persoonlijk verantwoordelijk worden gesteld voor wat je bent vergeten.’

 

Dit artikel is gepubliceerd in de Volkskrant van 3 november 2010.