Schone schijn

De meeste mensen doen zich wel eens slimmer, succesvoller of belangrijker voor dan ze in werkelijkheid zijn. Waarom eigenlijk? Wat schiet je ermee op?

De Fransman Jean-Claude Romand veinsde zijn halve leven dat hij een gerespecteerd en belangrijk arts was. Voor familie, vrienden en bekenden werkte hij bij de Wereldgezondheidsorganisatie in Genève, maar in feite was Romand een gesjeesde geneeskundestudent. De gelukkig getrouwde vader van twee kinderen stapte elke dag in de auto, hing wat rond op parkeerplaatsen, las de krant in een café of wegrestaurant en keerde ’s avonds  blijmoedig terug naar zijn verbouwde Franse boerderij. Zijn verzonnen carrière financierde hij door de spaarrekening van zijn ouders te plunderen en door voor anderen geld te beleggen in een zogenaamd lucratief fonds.

Toen zijn geldeisers na twintig jaar onraad roken en Romand ontmaskerd dreigde te worden, maakte de pseudo-arts een gewelddadig einde aan zijn schijnwerkelijkheid. Hij vermoordde zijn ouders, vrouw en kinderen, en stak zijn huis in brand. Om zijn familie de schaamte van de ontdekking te besparen, zo verklaarde hij later.

Politie-agenten reconstrueerden Romands dramatische daad, psychiaters plozen zijn geschiedenis uit, zijn levensverhaal werd onderwerp van een roman[1] en later zelfs verfilmd. De buitenwereld was verbijsterd. Waarom hield deze man de schijn op?

De pseudologia fantastica van de Franse namaak-arts is een pathologische uitwas van alledaags menselijk gedrag. De meeste mensen doen zich wel eens slimmer, rijker of belangrijker voor dan ze in werkelijkheid zijn. Ze zeggen dat ze de nieuwste roman van Philip Roth hebben gelezen, terwijl ze alleen de achterflap of het eerste hoofdstuk hebben gescand. Ze rijden in een dure BMW, maar vertellen er niet bij dat ze daarvoor een wurglening hebben afgesloten. Ze benadrukken hun status als directeur, maar verzwijgen dat ze geen personeel hebben.

Een aparte categorie onder de ophouders van de schone schijn vormen de snobs, degenen onder ons die graag beschaafd en ontwikkeld willen overkomen, zoals Hyacinth Bucket, (spreek uit Bouquet) de hoofdpersoon in de populaire Britse tv-serie Keeping up Appearances, wier levensdoel het is indruk te maken op haar omgeving. Hyacinth geeft exclusieve dinertjes bij kaarslicht, pronkt met de intellectuele kwaliteiten van zoon Sheridan en laat in een gesprek achteloos de namen van bekende Britten vallen. Snobs zoals Hyacinth omringen zich met de parafernalia van de culturele elite: de Italiaanse koffiemachine, het smaakvolle servies. En de fashion-snobs etaleren de modieuze schoenen of het hippe designjurkje.

De drijfveren van de snobs zijn duidelijk: ze willen niet tot de massa behoren, ze willen zich onderscheiden. En daar hebben ze veel voor over. Maar onder het verlangen om bijzonder te zijn schuilt een diepere motivatie die ze gemeen hebben met degenen die hun imago oppoetsen met kleine leugens. Waarom doen we ons beter voor dan we zijn? Wat schieten we ermee op?

Zelfbeeld

De diepste menselijke behoefte is gerespecteerd en gewaardeerd te worden, zei de aartsvader van de psychologie,William James, al in de vorige eeuw. Er is geen ergere straf te bedenken dan niet te worden gezien of opgemerkt. Stel je voor dat niemand opkijkt als je binnenkomt of erger nog, dat je straal genegeerd wordt door je omgeving. Hoe ongelukkig kun je je voelen als iedereen je op een receptie voorbijloopt. Schaamte, wanhoop en soms zelfs woede overvallen je.

Het beeld dat we van onszelf hebben, wordt gevormd door hoe anderen over ons denken en dat houdt nooit op. Wie door zijn omgeving als een loser wordt gezien, zal zichzelf niet als een gerespecteerd zakenman beschouwen. Het omgekeerde geldt ook: wie door anderen wordt geprezen vanwege zijn intellectuele kwaliteiten, zal zichzelf niet kwalificeren als een domoor.

‘We lijden aan een aangeboren onzekerheid over onze kwaliteiten, met het gevolg dat wat anderen van ons vinden bepalend wordt voor de manier waarop we onszelf zien’, schrijft de Zwitserse filosoof Alain de Botton in Statusangst. De Botton vergelijkt ons ego met een lekkende ballon die voortdurend speldenprikjes incasseert. Om opgeblazen te blijven heeft het ego stroompjes liefde nodig, in de vorm van bevestigingen: ‘Je bent slim’, ´je bent succesvol’, ‘je bent belangrijk’. De ballon vult zichzelf na een complimentje, maar krimpt net zo makkelijk weer na kritiek. Daarom voelen we ons soms door een enkele afwijzing een onnozele mislukkeling of een miskend talent. En pas als we bevestiging krijgen, raakt de ballon weer gevuld.

Als we ons zelfbeeld zo laten bepalen door het oordeel van anderen, willen we die meningsvorming maar al te graag een handje helpen. Zeker als dat direct effect heeft op ons zelfvertrouwen. Dus schuiven we onze minpuntjes terzijde en houden we de schijn op van succes. En soms vinden we de reactie van de buitenwereld zelfs zo belangrijk dat we de bijbehorende ongemakken accepteren. Als Hyacinth Bucket van Richard, haar man, een alarmsysteem cadeau krijgt, verkneukelt ze zich bij de gedachte hoe de buren zullen reageren. Dat het alarm volstrekt onzinnig is en bovendien lastig, kan haar niets schelen. Als anderen maar een positief beeld van haar hebben, pompt de verschrompelde ballon zich vanzelf weer op.

Gelijkheidsprincipe

De neiging om onszelf beter voor te doen dan we zijn, wordt nog versterkt door de aard van de samenleving. Vroeger waren status en aanzien niet zo dynamisch als nu. Bij je geboorte lag al vast welke positie je zou krijgen; aan je status kon je niet veel meer veranderen. Het erfelijkheidsprincipe regeerde. Maar in de ideologie van de meritocratische samenleving, waarin het gelijkheidsprincipe en dus de individuele prestatie geldt, zijn status en aanzien het resultaat van je persoonlijke kwaliteiten. Die ideologie is genereus voor degenen die het gemaakt hebben, maar genadeloos voor de losers. Wie rijk en succesvol is, heeft dat aan zichzelf te danken. Maar als je arm bent en mislukt, ligt het ook aan jezelf: aan je gebrek aan intellectuele of creatieve kwaliteiten.

Als we in de ogen van anderen niemand zijn, houden we ons zelfbeeld zelf wel op peil, bewust of onbewust. We bagatelliseren onze kleine verdraaiingen door  te zeggen dat het ‘een leugentje om bestwil’ was of we houden onszelf voor dat de verfraaiing van ons cv een uiting is van zelfbewustzijn. Zo erg is het toch niet? Iedereen doet het.

Maar pas op. Voor je het weet hebben anderen hoge verwachtingen van je, waar je niet meer aan kunt voldoen. Je weet zelf precies waar de grens ligt. Jean-Claude Romand begon zijn gefingeerde loopbaan met één leugen. Hij vertelde zijn ouders dat hij geslaagd was voor een tentamen, waar hij niet was komen opdagen. Op de vraag waarom hij twintig jaar lang zijn omgeving een rad voor ogen had gedraaid, kon Romand geen bevredigend antwoord geven. Na die ene leugen kon hij niet meer terug, beweerde hij. Paradoxaler kan het bijna niet: om te voorkomen dat zijn wereld instortte, moest hij de schijn wel ophouden.

Dit artikel is gepubliceerd in de Volkskrant van 10 juli 2010.

Suzanne Weusten is psycholoog. In het najaar verschijnt bij uitgeverij Kosmos Helder Denken, een tomtom voor je brein, dat ze samen met psycholoog en filosoof Kees Kraaijeveld schreef.

[1]  Emmanuel Carrère: De tegenstander, De Arbeiderspers, 2001.