Een beetje stress is goed voor het brein

We doen van alles om fit en gezond te blijven, maar we vergeten onze hersenen. Ook ons brein kan wel een fitnesstraining gebruiken. Wie zijn leven lang slim wil blijven, moet hard trainen, vindt neuropsycholoog Margriet Sitskoorn. 

 

Margriet Sitskoorn wordt op haar wenken bediend. ‘Het onderhouden en trainen van ons brein zou hoog op ieders individuele agenda moeten staan’, schrijft ze in haar boek Het maakbare brein. ‘Het zou hoog op de politieke agenda moeten staan.’ En nu, een half jaar na het verschijnen ervan, komt er een programma op televisie Get smarter in a week, (zie kader) waarin mensen worden uitgedaagd hun hersens beter te gebruiken. Het verbaast haar niet, hersenen zijn hot, weet ze, ze wordt overspoeld met aanvragen voor lezingen, congressen, interviews voor radio- en tv-programma’s, ja zelfs de BBC heeft haar een serieus aanbod gedaan voor een nieuw programma.

Het maakbare brein gaat niet over zieke hersenen, over dementie, hersenbloedingen of afwijkingen, maar over de mogelijkheden om de gezonde geest te verbeteren, en dat is misschien een verklaring voor het succes van het boek. Het leest als een pleidooi voor goed onderhoud van een essentieel onderdeel van het menselijk lichaam, en past in de psychologische zelfhulp- en gezondheidstraditie, al benadrukt Sitskoorn dat alles wat ze schrijft wetenschappelijk is onderbouwd. Ze verbaast zich erover dat we zo achteloos omgaan met die anderhalve kilo grijze stof. ‘We houden ons lichaam nauwlettend in de gaten, we onderhouden het door sport, pillen, goede voeding en extra vitaminen. We poetsen onze tanden tegen gaatjes, we betasten onze borsten om er zeker van te zijn dat er geen knobbeltjes zitten en we controleren zelf onze bloeddruk en ons gewicht om vroegtijdig afwijkingen op te sporen. Dat lijf moeten we vooral ook goed blijven onderhouden, want als je lijf het begeeft heeft dat directe gevolgen voor je brein, of nog erger, dan begeef je het helemaal. We moeten alleen onze hersenen niet vergeten.’

Wie gedrag goed wil begrijpen, kan niet zonder kennis van het brein, vindt Margriet Sitskoorn. De plasticiteit van de hersenen fascineert haar. ‘Ik wil weten hoe het zit, hoe onze hersenen zich ontwikkelen, wat de mogelijkheden zijn. Ik vind hersenen ook heel intiem, dat merkte ik toen ik een neurochirurgische operatie bijwoonde.’ Maar bovenal wil Sitskoorn de kennis over het brein vertalen. ‘Mensen moeten beseffen dat ze hun hersenen zelf kunnen beïnvloeden. Ik zeg niet dat je op je tachtigste nog van alles kunt leren - je brein wordt minder plastisch als je ouder wordt - maar het blijft plastisch. Als je ouder bent, heb je echter meer zeggenschap over wat je doet en hoe je het doet. Je kunt beslissen per dag twee uur geheugentraining te doen. Je zult zien dat het werkt! In Get smarter in a week doen we bijvoorbeeld een geheugentraining van een kwartier en dat levert al direct resultaat op.’

De afgelopen twintig jaar hebben de hersenwetenschappen een enorme vlucht genomen. Zonder de schedel te hoeven lichten kunnen onderzoekers in de hersenen kijken en registreren wat er gebeurt als we denken, leren of dromen. Maar de basiskennis over beïnvloeding is er allang. ‘Al in 1923 ontdekten wetenschappers dat in experimenten bij apen. De apen moesten simpele vingeroefeningen doen. ’s Avonds telden de onderzoekers de cellen en de nieuwe verbindingen die gemaakt waren in de hersenen. Het motorische gebied dat de bewegingen van de hand aanstuurt, bleek al na een dag aantoonbaar veranderd te zijn.

‘Er bestaat een grote misvatting over het brein. Iedereen denkt dat we maar 10 procent van onze hersencapaciteit gebruiken, maar dat is onzin. We gebruiken alles. Zelfs als we slapen is het brein aan het werk. We kunnen er alleen veel meer uithalen dan we doen. Natuurlijk, het brein is beperkt, er zit een harde schedel omheen en het kan niet uitdijen, maar binnen die beperkingen kunnen we het trainen en sterker maken. Maakbaar betekent veranderbaar. Als je voetbalt of pianospeelt en flink oefent, worden de circuits voor die motorische vaardigheden sterker. En dat geldt niet alleen voor vaardigheden, maar ook voor gedrag, zoals agressie of  humor. Als je de hele dag zeurt of scheldt, word je daar erg goed in. Het brein kent geen goed of kwaad, het doet gewoon braaf wat we van hem vragen.’

Een andere misvatting is het idee dat het brein alleen maar aftakelt naarmate we ouder worden. ‘Het klopt dat hersencellen afsterven, bijvoorbeeld door stress of alcohol, en ook worden sommige gebieden die niet gebruikt worden gekapt, maar het brein is plastisch, er kunnen nieuwe verbindingen tussen cellen ontstaan. En ons hele leven lang worden er zelfs nieuwe cellen aangemaakt.’

Een derde mythe over de hersenen is het idee dat creativiteit, ruimtelijk inzicht of reken- en taalvaardigheid is aangeboren. ‘Totale onzin. We kunnen creatiever worden, ruimtelijk inzicht krijgen en onze rekenkundige en taalkundige vaardigheden verbeteren. Maar het kost wel tijd. Om creatief te worden moet je verdomde hard werken en heel veel vaardigheden leren, waardoor je nieuwe inzichten krijgt. Natuurlijk, de een is wat creatiever dan de ander. Er zijn genetische voorwaarden. Een berkenboomzaadje wordt nooit een kastanjeboom zeg ik altijd. Maar het maakt wel uit of het zaadje in dorre grond ontkiemt en weinig licht en voeding krijgt, of dat het in een rijke bodem groeit met voldoende zonlicht en water. En vertaald naar mensen: als je ouders intelligent zijn, is de kans groot dat jij ook intelligent bent. Maar we weten ook uit onderzoek dat het IQ van kinderen die lange tijd niet naar school gaan, zakt met vijftien punten.’

Volgens Margriet Sitskoorn kunnen we ruimtelijk inzicht ook ontwikkelen. Dat mannen beter zouden zijn in ruimtelijk inzicht dan vrouwen, heeft een evolutionaire oorzaak en onderstreept haar stelling van de maakbaarheid van het brein. ‘Mannen oefenden hun ruimtelijk inzicht doordat ze ver van huis gingen jagen, terwijl vrouwen hun verbale vaardigheden beter ontwikkelden door in groepen voedsel te verzamelen. Een onderzoek onder Londense taxichauffeurs toonde bijvoorbeeld aan dat de jarenlange training van de taxichauffeurs leidde tot een vergroting van het gebied in de hersenen dat verantwoordelijk is voor het ruimtelijk geheugen. Hoe ervarener de chauffeur, hoe groter het gebied.’

Hetzelfde geldt voor rekenen. In haar boek beschrijft Sitskoorn het verhaal van rekenwonder Rüdiger Gamm. Deze 36-jarige Duitser, een middelmatige leerling op de middelbare school, leerde de kwadraten van 1 tot en met 99 uit zijn hoofd, en deed vervolgens voor de grap mee aan het Duitse televisieprogramma Wetten das. Toen hij merkte dat zijn rekenvaardigheid bij het publiek in de smaak viel en dat hij er zelfs zijn brood mee kon verdienen, begon hij te trainen. Aanvankelijk een uur en later zelfs vier uur per dag. Inmiddels weet hij in een paar seconden het kwadraat van 1244 te berekenen en geeft hij bijna even snel de vierkantswortel uit getallen met tien cijfers. Hij is een graag geziene gast in radio-en televisieprogramma’s en geeft zelf trainingen.

‘Rüdiger Gamm onderhoudt en reorganiseert zijn brein’, zegt Sitskoorn. ‘Zijn hersenen zijn gescand. De gebieden in de hersenen die hij aanspreekt, gebruiken mensen doorgaans niet voor rekenen. Mensen voeren rekenkundige bewerkingen meestal uit met hun kortetermijngeheugen. Gamm doet een beroep op zijn langetermijngeheugen. Rüdiger Damm is een levend voorbeeld van de plasticiteit van het brein. Een zelfde soort plasticiteit zien we in de hersenen van doven. Gebarentaal wordt bij doven verwerkt in de hersengebieden die normaal klank verwerken. Maar als er geen geluiden binnenkomen, gaat het brein daar beeld verwerken..Dat is toch ongelofelijk! Die kennis kun je toepassen op jezelf. Blinddoek jezelf tien minuten en je tastzin wordt al beter, daarom is blinddoeken bij seks soms ook interessant. Als je geen prikkels binnenkrijgt in de gebieden die voor taal bestemd zijn, gaan die hersenen echt niet zitten wachten totdat er ooit nog eens taal binnenkomt, nee, dan gaan ze die gebieden gebruiken voor iets anders.’

Het brein kan zich vernieuwen, maar het omgekeerde is ook waar. Er kan ook veel worden kapotgemaakt. Door stress bijvoorbeeld. ‘Een beetje stress is goed voor het brein, dan wordt het geprikkeld en uitgedaagd. Kortdurende stress brengt het lichaam in paraatheid. Maar langdurige stress maakt cellen en verbindingen in je brein kapot. Structuren vervallen, met name in de hippocampus, een gebied dat belangrijk is voor het geheugen. De hippocampus ligt in het hersencircuit dat een rol speelt bij emoties en depressie. Dat zie je terug in gedrag. Mensen die voortdurend onder stress staan, krijgen een slechter geheugen, vaak worden ze ook depressief.’

Het brein heeft een heel oude structuur en sommige delen ervan zijn niet goed aangepast aan de eisen die de moderne maatschappij stelt. ‘Steeds meer mensen klagen over geheugen- en concentratieproblemen. Deze klachten worden veroorzaakt door het feit dat onze vaardigheden niet meer goed aansluiten op de omgeving waarin we verkeren en de eisen die we aan onszelf stellen. We moeten te veel tegelijkertijd doen, steeds nieuwe informatie opnemen, switchen tussen werk en gezin. Uiteindelijk verliezen we de controle.’

Volgens Sitskoorn zijn vooral de gevolgen van de technologische ontwikkeling van de samenleving nieuw voor het brein. Niet de emoties. ‘Emoties als liefde of angst zijn er altijd geweest, ze hebben alleen andere gedaanten aangenomen. De leeuwen of slangen van vroeger zijn nu tikkende rugzakken op het station, of de moordende concurrentie die ons opdrijft. Maar met name het emotionele brein is nog niet aangepast aan de eisen van onze moderne samenleving. Zo is er een onderzoek gedaan naar het gebruik van creditcards. Ons brein heeft er een hele tijd over gedaan om een ruilbalans te ontwikkelen. Als je meteen iets terugkrijgt voor wat je moet inleveren kan het emotionele brein gemakkelijk een afweging maken. Door eeuwenlange ruilhandel hebben we zo leren beslissen. Maar we zijn nog niet zo lang gewend aan andere betaalmiddelen, aan creditcards en pinpassen. Ons cognitieve brein weet dat we met een creditcard kunnen betalen en dat er over een tijdje geld wordt afgeschreven, maar ons emotionele brein weet dat niet. Het emotionele brein is niet goed in het afwegen op de lange termijn. Het zegt sneller ja, neemt eerder de beslissing om met een plastic kaartje te betalen dan wanneer ik nu meteen mijn schoenen zou willen ruilen met de jouwe. Dat verklaart waarom we gemakkelijker geld uitgeven met een pasje.’

De nieuwe technologische ontwikkelingen bieden ook kansen. Vaardigheden als rekenen of ruimtelijk inzicht worden overgenomen door de techniek. We hebben calculators en tomtoms. ‘Ik zie dat als een positieve ontwikkeling. Het schept ruimte in het brein om bedreven te raken in andere zaken, bijvoorbeeld het ontwikkelen van zoekstrategieën  op internet. Ik heb zelf een slecht ruimtelijk inzicht. Vroeger, voor de tomtom, reed mijn man altijd. Ik had het zoeken van de weg als het ware aan een ander brein uitbesteed. Maar sinds ik een tomtom heb, rijd ik overal naar toe, ik hoef daar geen energie meer aan te geven. Daardoor verslechtert mijn ruimtelijk inzicht niet, integendeel. Doordat ik nu zelf rij, weet ik veel beter dan vroeger hoe ik ergens moet komen.’

We kunnen dus veel meer doen met het brein dan we denken. Maar kan dat ook in een week?

Word je echt slimmer als je een week elke dag je hersens traint? ‘Ik ben ervan overtuigd dat je in een week slimmer kunt worden, maar als je daarna niets meer doet, beklijft het niet. Alles wat we niet gebruiken, verdwijnt na een tijdje. Wie bijvoorbeeld in zijn jeugd een tweede taal heeft leren spreken, en het daarna nooit meer spreekt, verliest die vaardigheid. Alle dingen die je serieus wilt aanpakken vergen tijd. Voor heel veel dingen die je wilt leren zijn aandacht en motivatie belangrijk. Wie een goed geheugen wil krijgen, moet misschien eerst een aandachtstraining volgen. Slimmer in een week ja, maar een leven lang slim, dat is een leven lang hard werken.’

Of ze zelf de praktische inzichten uit Het maakbare brein toepast? Ze lacht. ‘Sommige dingen wel, andere niet’, zegt ze aarzelend. ‘Mijn werk brengt met zich mee dat ik veel nieuwe informatie tot mij neem. En ik speel enorm veel memory met mijn zoontje. Ik sport veel, maar ik slaap te weinig. Sommige zonden moet je behouden, vind ik. Want in je zonden zit ook iets wat je graag doet. En een tip: kijk voordat je gaat slapen nog even terug op de dag. Bedenk drie dingen die goed gegaan zijn die dag. Je voelt je beter en je zult zien dat je beter slaapt.’

 

Gepubliceerd in de Volkskrant, 2008